maandag 17 mei 2010

WO Introduceer de boerderij

Ik heb voor mijn stageperiode in mei in het eerste leerjaar het thema boerderij uitgewerkt. Als introductie van het thema heb ik ervoor gekozen om de kinderen via hun zintuigen in aanraking te brengen met een aantal elementen van de boerderij. Op basis hiervan konden de kinderen het thema dan raden. Hieronder beschrijf ik in het kort een aantal opmerkelijke elementen uit mijn introductie.

Ik heb de kinderen laten tasten in een zak met hooi. Ik heb hen gevraagd om te benoemen wat ze voelden. Ze gaven verschillende antwoorden: hooi, stro en graan. Ik heb hierop ingespeeld door ze te laten beschrijven wat ze voelden. Het beschrijven was voor de kinderen niet zo gemakkelijk. Ik heb ze dan ook een beetje gestuurd: zijn het dunne sprieten of dikkere, voel je er kleine bolletjes aan of zijn ze vlak? Ik heb hen daarna het verschil tussen hooi, stro en graan uitgelegd.

De kinderen hebben ook mogen ruiken aan een verduisterde doos met paardenmest. De kinderen benoemden het bijna allemaal als grond. Eigenlijk is dit niet zo raar. Ik stond er zelf verwonderd van dat die paardenmest eigenlijk niet zo erg stinkt. Toen ik vroeg aan de kinderen of het lekker rook, geraakten ze stilletjes aan op het juiste spoor.
Ik heb achteraf nog eens aan een paardenliefhebber gevraagd hoe dat kan dat de mest niet zo erg stinkt. Ze vertelde me dat de hopen mest waar urine in terecht is gekomen erger stinken dan de paardenmest op zichzelf.

Het geblinddoekt proeven verliep heel vlot. De kinderen herkenden onmiddellijk een ei. Bij het proeven van de geitenkaas, konden de kinderen onmiddellijk de smaak van kaas herkennen. Ze vertelden ook dat die kaas eigenlijk niet zo lekker was (geitenkaas smaakt een beetje bitter). Een kind uit de klas herkende de kaas toen hij hem zag en riep: ‘Dat is geitenkaas.’

De geluiden van boerderijdieren herkennen was natuurlijk een makkie voor de kinderen.

Op voorhand heb ik lang nagedacht over welke machines ik de kinderen zou laten zien. Een tractor vond ik in eerste instantie te gemakkelijk. Ik heb ze eerst een maaidorser laten zien. Weinig kinderen wisten wat het was. Toch wist één leerling in de klas wat het was. Hij kon zelfs uitleggen waarvoor het gebruikt wordt. Dat is mooi. Zo leren de kinderen bij. Daarna heb ik toch een tractor laten zien. Ik zei tegen de kinderen: ‘Ik weet wel dat iedereen weet wat dit is, maar kan iemand mij ook vertellen waarvoor het gebruikt wordt?’ De leerlingen moesten even nadenken maar konden toch in eigen woorden de functie van een tractor omschrijven.

In eerste instantie lijkt het maken van zo’n introductie eenvoudig. Maar niets is minder waar. Als je bezig bent met de voorbereiding, besef je dat je wel goed moet weten wat je de kinderen voorschotelt. Je moet zelf goed weten wat het is, waar het vandaan komt en waarvoor het gebruikt wordt. Soms stel je vast dat je het antwoord zelf niet weet of dat je niet op een kwalitatieve manier kan uitleggen hoe de vork aan de steel zit. Je moet ook voorbereid zijn op vragen van de kinderen. Zij stellen zich vragen bij dingen waarbij jij je geen vragen (meer) zou stellen. Dus bij het maken van mijn introductie heb ik opzoekingswerk moeten verrichten. Het resultaat van mijn opzoekingswerk vind je in aparte stukjes op deze blog.

Ik vond de introductie geslaagd. Ik denk dat ik een goed evenwicht gevonden heb tussen het aansluiten bij de voorkennis en het kennismaken met nieuwe dingen.
De kinderen waren ook erg betrokken.

1 opmerking:

  1. Katleen

    Je beschrijft hoofdzakelijk het lesverloop, binnen deze blog verwachten we GEEN verhaaltjes. We willen weten WAAROM je precies voor een bepaalde aanpak kiest.

    Maak duidelijk wat precies jouw LEERWENS is, en op welke manier je deze zal vervullen (concrete actiepunten). Koppel de eveneens aan enkele concrete leerplandoelen.

    Succes!

    BeantwoordenVerwijderen