Wat heb ik geleerd? Wat vond ik boeiend en wat niet?
Geloof en ongeloof liggen vaak dicht bij elkaar in Bijbelverhalen. Het ene moment is een figuur doordrongen van Gods woord en even later slaat de twijfel toe waardoor de persoon vervalt in oude gewoonten.
Alle spilfiguren twijfelen één of meerdere keren aan het woord van God. Er is geen enkele figuur die blind vertrouwen heeft in God. De boodschap hierachter is volgens mij dat je mag twijfelen. Het is goed je regelmatig af te vragen of dit wel de juiste weg is. Je moet dingen in vraag kunnen stellen.
In vele elementen zie je de hand van God. Soms wordt ook letterlijk gezegd dat iets gebeurd door toedoen van God. Daarom denk ik dat de Bijbel als belangrijke boodschap heeft: heb vertrouwen in God, Hij leidt de mensen door het soms zeer woelige leven. Hij is het die er altijd is, ook al lijkt dat vaak niet zo.
Ik vind het goed dat op verschillende plaatsen in de Bijbel letterlijk gezegd wordt dat het om verhalen gaat, dat het geen vaderlandse geschiedenis is. Het gaat om verhalen die neergeschreven zijn om er iets uit te leren. Vroeger werd die boodschap in de school veel minder meegegeven. Hierdoor bleef je steken in de vraag hoe iets mogelijk was eerder dan je af te vragen wat wil men ons met dit verhaal eigenlijk duidelijk maken. Wat kunnen we hieruit leren?
Hoe vaker je de Bijbel leest, hoe meer dingen je ontdekt en eruit haalt. De tekst zit zodanig doorspekt met symbolische taal dat het zeer moeilijk is om het allemaal te begrijpen. De Bijbel gaat in essentie over hoe iemand moet leven om een goed mens te zijn. Iedereen zal de tekst anders interpreteren en er de voor hem of haar belangrijke elementen uit halen.
Er zit ook humor in de Bijbel. Ik geef drie voorbeelden. Als de profeet Jonas in de vis zit, wordt er het volgende gezegd: ‘Jonas moest natuurlijk wel in de goede richting bidden, met zijn gezicht naar Jeruzalem, naar de tempel maar dat was wel lastig vanuit de rondzwemmende vis.’ In het verhaal van Jonas op de vlucht, wordt er gezegd: ‘ Zij namen hem op en jonasten hem in zee van je een twee drie in godsnaam.’ Dit laatste is een woordspeling op in Gods naam.
Welke vragen roept het lezen van de bijbel bij me op?
Het doel dat men vooropstelde met het opschrijven van deze verhalen is zeker bereikt. Men wilde namelijk dat de verhalen niet verloren zouden gaan. Het feit dat deze verhalen na zoveel eeuwen nog betekenis hebben, bewijst dit. Hoe komt dat eigenlijk dat deze verhalen na zoveel jaren nog betekenis hebben? Die vraag zullen we waarschijnlijk nooit kunnen beantwoorden.
Is het omdat de verhalen soms zo controversieel zijn? De verhalen zijn niet letterlijk zo gebeurd.
Is het omdat het gaat over de eeuwige strijd tussen goed en kwaad, een gevecht van alle tijden en plaatsen?
Is het omdat dit tot nog toe het enige boek is dat zegt hoe een goed mens moet leven? In welk boek vind je nog zoiets terug als de Tien Geboden? Als je daarbij nadenkt is dat toch wel raar, er bestaan boeken over miljoenen onderwerpen maar over dit onderwerp bestaan volgens mij niet veel boeken of teksten. Hebben we niet graag een antwoord op een voor ons allen zeer fundamentele vraag nl. hoe je moet leven om een goed mens te zijn?
Het antwoord zoeken op deze fundamentele vraag is ook de reden waarom er zoveel symbolische taal wordt gebruikt in de Bijbel. Het is moeilijk in klare bewoordingen uit te leggen hoe iemand moet leven om een goed mens te zijn. Dat is niet eenduidig, er bestaat geen pasklaar antwoord voor iedere situatie. Daarom moet men een meer omfloerste taal gebruiken. Die een aanzet geeft tot nadenken over waarmee men bezig is en of men wel goed bezig is.
Is deze Bijbel van Nico Ter Linden wel geschikt voor kinderen van de lagere school? Volgens mij is hij toch zeker te moeilijk voor kinderen van de eerste en de tweede graad. De flashbacks in de geschiedenis, de soms straffe verhalen (van o.a. Simson,…) en de symbolische taal maken dit boek minder geschikt voor kinderen van die leeftijd.
Sommige dingen zijn ook moeilijk te begrijpen en uit te leggen zeker aan kinderen. Zo heb je bijvoorbeeld Achan, hij verovert samen men Jozua Jericho. Achan steelt in Jericho terwijl was afgesproken dat alles wat ze in Jericho zouden vinden, geofferd zou worden. Alleen om die reden wordt hij gedood. Waarom is God hem niet genadig, geeft hij hem nog een tweede kans? Hier zou ik moelijk een antwoord op kunnen geven. Hoe kun je kinderen uitleggen wat hier gebeurd? Wat hiermee bedoeld wordt?
woensdag 30 december 2009
zondag 13 december 2009
GODSDIENST Opdracht 4: Leerplanonderwerpen en krachtlijnen 11/12/2009
Welke componenten komen voor in het leerplanonderwerp ‘WATER’?
A. Vanuit de fundamentele basiscondities
A1. Vertrouwen versus wantrouwen
- Ervaren dat water levengevend maar ook bedreigend kan zijn.
A2. Mogelijkheden versus beperkingen
- De mogelijkheden en beperkingen/bedreigingen van water ontdekken:
de vele manieren van genieten van water, de levensnoodzakelijkheid van water voor de mens, de bedreigende en vernietigende kracht van water.
- Het leren beseffen dat niet iedereen over water kan beschikken.
B. In verbondenheid
B1. Met zichzelf
- Het kunnen aangeven waarom water zo belangrijk is voor henzelf.
- Hun waardering voor water kunnen uiten.
B2. Met anderen
- Het leren beseffen dat niet iedereen over water kan beschikken.
B3. Met gemeenschappen
- Ze ontdekken in het christendom en in andere godsdiensten rituele handelingen waarin water iets zegt over de band tussen gelovige mensen en God.
B4. Met cultuur en natuur
- Het besef dat er ook in eigen omgeving veel water verontreinigd en verspild wordt.
C. Groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad
- Het besef dat er ook in eigen omgeving veel water verontreinigd en verspild wordt.
- Het bereid zijn, om met hun mogelijkheden, zorg te dragen voor de kwaliteit van het water.
D. Open staan voor symboliek: geloofstaal, rituelen, vieringen
- Kinderen ontdekken de betekenis van water in Bijbelverhalen.
- Ze ontdekken in het christendom en in andere godsdiensten rituele handelingen waarin water iets zegt over de band tussen gelovige mensen en God.
- Kinderen ontdekken de betekenis van het doopsel als ‘uit het water herboren worden’, als een sacrament van nieuw leven.
Bedenkingen en reflecties bij de bijlage over leerplanonderwerpen en krachtlijnen.
Zowel in het overzicht van de onderwerpen per graad als in de krachtlijnen vind je de blauwdruk van de componenten terug. Telkens zie je hetzelfde stramien de kinderen moeten zich eerst goed voelen in hun vel, ze moeten dat basisvertrouwen versterken (zie onderwerpen met a). Vanuit dat vertrouwen worden ze zich bewust van eigen mogelijkheden met daaraan gekoppeld de eigen beperkingen (zie onderwerpen met een b). De nadruk ligt in de eerste cyclus op ‘ik’ en ‘ik in deze wereld’. Er wordt ook al gewerkt aan de component verbondenheid maar dan vooral verbondenheid met zichzelf (zie onderwerpen met een c). Voorbeelden van onderwerpen voor de eerste cyclus zijn o.a.:
- Mag ik zijn wie ik ben? (a),
- Ik heb een lichaam met vele mogelijkheden. ..(a en b),
- … maar ik kan niet alles. (b),
- Ik voel mij vandaag zo… (c).
Pas als dat vertrouwen er is en ook het besef van eigen mogelijkheden en beperkingen dan pas zijn de leerlingen klaar om verbondenheid te zoeken. Verbondenheid in relatie tot anderen. De thema’s voor de tweede cyclus zijn o.a.:
- vergeving en verzoening,
- verbondenheid in verdriet,
- anders zijn, ontmoeting,
- conflicten,
- gewetensvol handelen.
In de derde cyclus wordt de wereld nog een beetje groter dan maken de leerlingen kennis met andere gemeenschappen en andere culturen. Enkele thema’s zijn:
- bewogen en zoekende mensen vinden elkaar,
- samen leven tussen werkelijkheid en droom.
De twee laatste componenten worden volgens mij vooral in de twee laatste cycli uitgewerkt, ze worden slechts in beperkte mate behandeld in de eerste cyclus.
Voorbeelden van onderwerpen rond groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad:
- vergeving en verzoening,
- conflicten,
- gewetensvol handelen,
- groeien in liefde en tederheid.
Voorbeelden van onderwerpen rond openstaan voor symboliek:
- stilte en gebed, ontvankelijkheid,
- symbolen.
A. Vanuit de fundamentele basiscondities
A1. Vertrouwen versus wantrouwen
- Ervaren dat water levengevend maar ook bedreigend kan zijn.
A2. Mogelijkheden versus beperkingen
- De mogelijkheden en beperkingen/bedreigingen van water ontdekken:
de vele manieren van genieten van water, de levensnoodzakelijkheid van water voor de mens, de bedreigende en vernietigende kracht van water.
- Het leren beseffen dat niet iedereen over water kan beschikken.
B. In verbondenheid
B1. Met zichzelf
- Het kunnen aangeven waarom water zo belangrijk is voor henzelf.
- Hun waardering voor water kunnen uiten.
B2. Met anderen
- Het leren beseffen dat niet iedereen over water kan beschikken.
B3. Met gemeenschappen
- Ze ontdekken in het christendom en in andere godsdiensten rituele handelingen waarin water iets zegt over de band tussen gelovige mensen en God.
B4. Met cultuur en natuur
- Het besef dat er ook in eigen omgeving veel water verontreinigd en verspild wordt.
C. Groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad
- Het besef dat er ook in eigen omgeving veel water verontreinigd en verspild wordt.
- Het bereid zijn, om met hun mogelijkheden, zorg te dragen voor de kwaliteit van het water.
D. Open staan voor symboliek: geloofstaal, rituelen, vieringen
- Kinderen ontdekken de betekenis van water in Bijbelverhalen.
- Ze ontdekken in het christendom en in andere godsdiensten rituele handelingen waarin water iets zegt over de band tussen gelovige mensen en God.
- Kinderen ontdekken de betekenis van het doopsel als ‘uit het water herboren worden’, als een sacrament van nieuw leven.
Bedenkingen en reflecties bij de bijlage over leerplanonderwerpen en krachtlijnen.
Zowel in het overzicht van de onderwerpen per graad als in de krachtlijnen vind je de blauwdruk van de componenten terug. Telkens zie je hetzelfde stramien de kinderen moeten zich eerst goed voelen in hun vel, ze moeten dat basisvertrouwen versterken (zie onderwerpen met a). Vanuit dat vertrouwen worden ze zich bewust van eigen mogelijkheden met daaraan gekoppeld de eigen beperkingen (zie onderwerpen met een b). De nadruk ligt in de eerste cyclus op ‘ik’ en ‘ik in deze wereld’. Er wordt ook al gewerkt aan de component verbondenheid maar dan vooral verbondenheid met zichzelf (zie onderwerpen met een c). Voorbeelden van onderwerpen voor de eerste cyclus zijn o.a.:
- Mag ik zijn wie ik ben? (a),
- Ik heb een lichaam met vele mogelijkheden. ..(a en b),
- … maar ik kan niet alles. (b),
- Ik voel mij vandaag zo… (c).
Pas als dat vertrouwen er is en ook het besef van eigen mogelijkheden en beperkingen dan pas zijn de leerlingen klaar om verbondenheid te zoeken. Verbondenheid in relatie tot anderen. De thema’s voor de tweede cyclus zijn o.a.:
- vergeving en verzoening,
- verbondenheid in verdriet,
- anders zijn, ontmoeting,
- conflicten,
- gewetensvol handelen.
In de derde cyclus wordt de wereld nog een beetje groter dan maken de leerlingen kennis met andere gemeenschappen en andere culturen. Enkele thema’s zijn:
- bewogen en zoekende mensen vinden elkaar,
- samen leven tussen werkelijkheid en droom.
De twee laatste componenten worden volgens mij vooral in de twee laatste cycli uitgewerkt, ze worden slechts in beperkte mate behandeld in de eerste cyclus.
Voorbeelden van onderwerpen rond groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad:
- vergeving en verzoening,
- conflicten,
- gewetensvol handelen,
- groeien in liefde en tederheid.
Voorbeelden van onderwerpen rond openstaan voor symboliek:
- stilte en gebed, ontvankelijkheid,
- symbolen.
GODSDIENST Herinneren-Erkennen-Herkennen 10/12/2009
Herinneren
Ik blik terug op dinsdag 8/12/2009.
Wat heb ik op die dag allemaal gedaan? Ik heb/ben:
- een halve dag gewerkt,
- tussen de middag met mijn man een hapje gaan eten,
- onderzoeken ondergaan in het ziekenhuis,
- bloemen gaan kopen voor mijn jarige schoonmoeder,
- met de kinderen gespeeld,
- aan mijn logboek over mijn stage gewerkt.
Erkennen
De onderzoeken in het ziekenhuis hebben me ervan bewust gemaakt dat het leven iets kostbaars is. Je loopt maar een korte tijd op aarde rond en je moet zorgen dat je die tijd invult met het goede te doen. Je moet zo weinig mogelijk tijd verliezen aan het kwade (afgunst, verraad, leugens, stelen, … ). De vraag is hoe doe ik dat? Er bestaat natuurlijk geen pasklaar antwoord op deze vraag. Het is daarom belangrijk dat je regelmatig geconfronteerd wordt met jezelf en je eigen levenswijze. Zo kan je jezelf regelmatig terug op het juiste spoor zetten om het goede te doen.
Herkennen
De God in de Bijbel geeft regelmatig te kennen dat mensen het goede moeten doen. Mensen die enkel voor de schijn naar de Tempel gaan en voor de rest een losbandig leven leiden en enkel uit zijn op geld en bezit, zijn niet welkom. Men moet aandacht hebben voor de medemens, zorgen voor de minder gegoeden onder ons.
Ik blik terug op dinsdag 8/12/2009.
Wat heb ik op die dag allemaal gedaan? Ik heb/ben:
- een halve dag gewerkt,
- tussen de middag met mijn man een hapje gaan eten,
- onderzoeken ondergaan in het ziekenhuis,
- bloemen gaan kopen voor mijn jarige schoonmoeder,
- met de kinderen gespeeld,
- aan mijn logboek over mijn stage gewerkt.
Erkennen
De onderzoeken in het ziekenhuis hebben me ervan bewust gemaakt dat het leven iets kostbaars is. Je loopt maar een korte tijd op aarde rond en je moet zorgen dat je die tijd invult met het goede te doen. Je moet zo weinig mogelijk tijd verliezen aan het kwade (afgunst, verraad, leugens, stelen, … ). De vraag is hoe doe ik dat? Er bestaat natuurlijk geen pasklaar antwoord op deze vraag. Het is daarom belangrijk dat je regelmatig geconfronteerd wordt met jezelf en je eigen levenswijze. Zo kan je jezelf regelmatig terug op het juiste spoor zetten om het goede te doen.
Herkennen
De God in de Bijbel geeft regelmatig te kennen dat mensen het goede moeten doen. Mensen die enkel voor de schijn naar de Tempel gaan en voor de rest een losbandig leven leiden en enkel uit zijn op geld en bezit, zijn niet welkom. Men moet aandacht hebben voor de medemens, zorgen voor de minder gegoeden onder ons.
GODSDIENST God 13/12/2009
Er zijn momenten …
dat ik mijn eigen in vraag stel en besef dat ik niet altijd even goed bezig ben.
dat ik in moeilijke tijden toch de rust vind.
dat ik steun krijg van anderen mensen.
dat ik mensen steun bied in moeilijke tijden.
dat ik besef dat er meer is dan enkel het materiële.
dat ik dankbaar ben.
dat de haast van het normale leven omslaat in rust en genieten van het hier en nu.
dat ik denk aan de mensen die me heel dierbaar zijn, dat ik die naaste omgeving zie als iets van onschatbare waarde.
dat ik de mensen die me dierbaar waren herinner en weer geconfronteerd wordt met het gemis.
dat ik mij verwonder over wat ik bereikt heb.
dat ik me bewust wordt van het feit dat ik het goed heb.
dat ik onder ogen zie dat vele anderen het minder getroffen hebben.
dat ik enerzijds inzie dat we als mens eigenlijk maar een klein deeltje zijn van heel de wereldse geschiedenis.
dat ik anderzijds zie dat diezelfde mens ook helemaal alleen een grote verandering kan brengen want als het niet bij één persoon begint.
…..
Op die momenten besef ik dat er iets of iemand moet zijn die een gedachtegang, een handeling of een gevoelen bij mij of anderen uitlokt. Maar omschrijven wie of wat dit is, kan ik niet. Dat is voor mij de vraag die onbeantwoord blijft maar die ik misschien ook niet beantwoord wil zien. Laten we dit onverklaarbare God noemen, want God krijgt voor ieder individu een andere invulling maar staat steevast voor het ongrijpbare.
dat ik mijn eigen in vraag stel en besef dat ik niet altijd even goed bezig ben.
dat ik in moeilijke tijden toch de rust vind.
dat ik steun krijg van anderen mensen.
dat ik mensen steun bied in moeilijke tijden.
dat ik besef dat er meer is dan enkel het materiële.
dat ik dankbaar ben.
dat de haast van het normale leven omslaat in rust en genieten van het hier en nu.
dat ik denk aan de mensen die me heel dierbaar zijn, dat ik die naaste omgeving zie als iets van onschatbare waarde.
dat ik de mensen die me dierbaar waren herinner en weer geconfronteerd wordt met het gemis.
dat ik mij verwonder over wat ik bereikt heb.
dat ik me bewust wordt van het feit dat ik het goed heb.
dat ik onder ogen zie dat vele anderen het minder getroffen hebben.
dat ik enerzijds inzie dat we als mens eigenlijk maar een klein deeltje zijn van heel de wereldse geschiedenis.
dat ik anderzijds zie dat diezelfde mens ook helemaal alleen een grote verandering kan brengen want als het niet bij één persoon begint.
…..
Op die momenten besef ik dat er iets of iemand moet zijn die een gedachtegang, een handeling of een gevoelen bij mij of anderen uitlokt. Maar omschrijven wie of wat dit is, kan ik niet. Dat is voor mij de vraag die onbeantwoord blijft maar die ik misschien ook niet beantwoord wil zien. Laten we dit onverklaarbare God noemen, want God krijgt voor ieder individu een andere invulling maar staat steevast voor het ongrijpbare.
donderdag 10 december 2009
GODSDIENST Opdracht 5: Bespreking aantal lessen uit thema bewogen en zoekende mensen vinden elkaar 07/12/2009
Handboek: Tuin van Heden
Thema: Bewogen en zoekende mensen vinden elkaar…
les 1: Zal ik me thuis voelen?
les 3: De eerste christenen
les 4: Maarten Luther
les 6: Op bezoek bij de buren (1)
les 7: Op bezoek bij de buren (2)
Wat heb ik geleerd?
Ik besef dat het belangrijk is om met de godsdienstlessen aan te sluiten bij de leefwereld van de kinderen. Zo wordt hun interesse voor het geloof gewekt. Je kan bijvoorbeeld vertrekken van iets wat de kinderen hebben meegemaakt en dan uitleggen hoe gelovige mensen hiermee omgaan of eventueel een toepasselijk verhaal uit de Bijbel er aan koppelen.
Door te vertrekken vanuit het kind wordt het geloof voor de kinderen veel tastbaarder, ze kunnen het beter begrijpen. Je start laagdrempelig door gebruik te maken van de input van de kinderen daarna stap je geleidelijk over naar de moeilijkere geloofstaal.
Het is essentieel dat je werkt aan het welbevinden van de kinderen tijdens de les. Een kind moet zich goed voelen. Pas dan is het vrij om zijn eigen mening en gevoelens te uiten en om dingen te doen die hij of zij in eerste instantie misschien niet zou doen. Kinderen gaan zo hun grenzen verleggen.
Werken aan het welbevinden is echter niet gemakkelijk omdat de leerlingen verschillende karakters hebben. Je moet ieder kind in zijn eigenheid laten. Heel introverte mensen , zet je bijvoorbeeld niet direct alleen voor de klas om iets uit te leggen. De aanpak verschilt bij ieder kind.
Wat is bruikbaar voor je eigen praktijk?
- Als ik een bepaald onderwerp aansnijd, kan ik starten met te vragen wat de kinderen al weten over dat onderwerp.
- De input moet niet altijd van mezelf komen, het is boeiend om te werken met (ervarings-)deskundigen zoals kinderen met een andere levensbeschouwelijke achtergrond, mensen uit de naaste omgeving van de kinderen, deskundigen van buitenuit.
- Bij de start van een nieuw thema start ik best zo concreet mogelijk, zo dicht mogelijk bij de leefwereld van de kinderen. Ik kan vragen stellen zoals: Heb je al eens meegemaakt dat, Ben je al eens in contact gekomen met en hoe was dat? - Bij het bespreken van een onderwerp, is het belangrijk dat ik alle aspecten van dat onderwerp aan bod laat komen. Ik mag bijvoorbeeld niet enkel de verschilpunten opnoemen, ik moet ook de gelijkenissen met andere bespreken. Ik moet een item kaderen in het groter geheel.
Dit draagt er toe bij dat de leerlingen het beter begrijpen.
- Het is belangrijk om de kinderen zelf dingen te laten doen zoals bijvoorbeeld in groepjes iets laten opzoeken of iets laten presenteren. Hierdoor begrijpen ze alles veel sneller en nemen ze het beter op.
Thema: Bewogen en zoekende mensen vinden elkaar…
les 1: Zal ik me thuis voelen?
les 3: De eerste christenen
les 4: Maarten Luther
les 6: Op bezoek bij de buren (1)
les 7: Op bezoek bij de buren (2)
Wat heb ik geleerd?
Ik besef dat het belangrijk is om met de godsdienstlessen aan te sluiten bij de leefwereld van de kinderen. Zo wordt hun interesse voor het geloof gewekt. Je kan bijvoorbeeld vertrekken van iets wat de kinderen hebben meegemaakt en dan uitleggen hoe gelovige mensen hiermee omgaan of eventueel een toepasselijk verhaal uit de Bijbel er aan koppelen.
Door te vertrekken vanuit het kind wordt het geloof voor de kinderen veel tastbaarder, ze kunnen het beter begrijpen. Je start laagdrempelig door gebruik te maken van de input van de kinderen daarna stap je geleidelijk over naar de moeilijkere geloofstaal.
Het is essentieel dat je werkt aan het welbevinden van de kinderen tijdens de les. Een kind moet zich goed voelen. Pas dan is het vrij om zijn eigen mening en gevoelens te uiten en om dingen te doen die hij of zij in eerste instantie misschien niet zou doen. Kinderen gaan zo hun grenzen verleggen.
Werken aan het welbevinden is echter niet gemakkelijk omdat de leerlingen verschillende karakters hebben. Je moet ieder kind in zijn eigenheid laten. Heel introverte mensen , zet je bijvoorbeeld niet direct alleen voor de klas om iets uit te leggen. De aanpak verschilt bij ieder kind.
Wat is bruikbaar voor je eigen praktijk?
- Als ik een bepaald onderwerp aansnijd, kan ik starten met te vragen wat de kinderen al weten over dat onderwerp.
- De input moet niet altijd van mezelf komen, het is boeiend om te werken met (ervarings-)deskundigen zoals kinderen met een andere levensbeschouwelijke achtergrond, mensen uit de naaste omgeving van de kinderen, deskundigen van buitenuit.
- Bij de start van een nieuw thema start ik best zo concreet mogelijk, zo dicht mogelijk bij de leefwereld van de kinderen. Ik kan vragen stellen zoals: Heb je al eens meegemaakt dat, Ben je al eens in contact gekomen met en hoe was dat? - Bij het bespreken van een onderwerp, is het belangrijk dat ik alle aspecten van dat onderwerp aan bod laat komen. Ik mag bijvoorbeeld niet enkel de verschilpunten opnoemen, ik moet ook de gelijkenissen met andere bespreken. Ik moet een item kaderen in het groter geheel.
Dit draagt er toe bij dat de leerlingen het beter begrijpen.
- Het is belangrijk om de kinderen zelf dingen te laten doen zoals bijvoorbeeld in groepjes iets laten opzoeken of iets laten presenteren. Hierdoor begrijpen ze alles veel sneller en nemen ze het beter op.
Abonneren op:
Posts (Atom)