Welke componenten komen voor in het leerplanonderwerp ‘WATER’?
A. Vanuit de fundamentele basiscondities
A1. Vertrouwen versus wantrouwen
- Ervaren dat water levengevend maar ook bedreigend kan zijn.
A2. Mogelijkheden versus beperkingen
- De mogelijkheden en beperkingen/bedreigingen van water ontdekken:
de vele manieren van genieten van water, de levensnoodzakelijkheid van water voor de mens, de bedreigende en vernietigende kracht van water.
- Het leren beseffen dat niet iedereen over water kan beschikken.
B. In verbondenheid
B1. Met zichzelf
- Het kunnen aangeven waarom water zo belangrijk is voor henzelf.
- Hun waardering voor water kunnen uiten.
B2. Met anderen
- Het leren beseffen dat niet iedereen over water kan beschikken.
B3. Met gemeenschappen
- Ze ontdekken in het christendom en in andere godsdiensten rituele handelingen waarin water iets zegt over de band tussen gelovige mensen en God.
B4. Met cultuur en natuur
- Het besef dat er ook in eigen omgeving veel water verontreinigd en verspild wordt.
C. Groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad
- Het besef dat er ook in eigen omgeving veel water verontreinigd en verspild wordt.
- Het bereid zijn, om met hun mogelijkheden, zorg te dragen voor de kwaliteit van het water.
D. Open staan voor symboliek: geloofstaal, rituelen, vieringen
- Kinderen ontdekken de betekenis van water in Bijbelverhalen.
- Ze ontdekken in het christendom en in andere godsdiensten rituele handelingen waarin water iets zegt over de band tussen gelovige mensen en God.
- Kinderen ontdekken de betekenis van het doopsel als ‘uit het water herboren worden’, als een sacrament van nieuw leven.
Bedenkingen en reflecties bij de bijlage over leerplanonderwerpen en krachtlijnen.
Zowel in het overzicht van de onderwerpen per graad als in de krachtlijnen vind je de blauwdruk van de componenten terug. Telkens zie je hetzelfde stramien de kinderen moeten zich eerst goed voelen in hun vel, ze moeten dat basisvertrouwen versterken (zie onderwerpen met a). Vanuit dat vertrouwen worden ze zich bewust van eigen mogelijkheden met daaraan gekoppeld de eigen beperkingen (zie onderwerpen met een b). De nadruk ligt in de eerste cyclus op ‘ik’ en ‘ik in deze wereld’. Er wordt ook al gewerkt aan de component verbondenheid maar dan vooral verbondenheid met zichzelf (zie onderwerpen met een c). Voorbeelden van onderwerpen voor de eerste cyclus zijn o.a.:
- Mag ik zijn wie ik ben? (a),
- Ik heb een lichaam met vele mogelijkheden. ..(a en b),
- … maar ik kan niet alles. (b),
- Ik voel mij vandaag zo… (c).
Pas als dat vertrouwen er is en ook het besef van eigen mogelijkheden en beperkingen dan pas zijn de leerlingen klaar om verbondenheid te zoeken. Verbondenheid in relatie tot anderen. De thema’s voor de tweede cyclus zijn o.a.:
- vergeving en verzoening,
- verbondenheid in verdriet,
- anders zijn, ontmoeting,
- conflicten,
- gewetensvol handelen.
In de derde cyclus wordt de wereld nog een beetje groter dan maken de leerlingen kennis met andere gemeenschappen en andere culturen. Enkele thema’s zijn:
- bewogen en zoekende mensen vinden elkaar,
- samen leven tussen werkelijkheid en droom.
De twee laatste componenten worden volgens mij vooral in de twee laatste cycli uitgewerkt, ze worden slechts in beperkte mate behandeld in de eerste cyclus.
Voorbeelden van onderwerpen rond groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad:
- vergeving en verzoening,
- conflicten,
- gewetensvol handelen,
- groeien in liefde en tederheid.
Voorbeelden van onderwerpen rond openstaan voor symboliek:
- stilte en gebed, ontvankelijkheid,
- symbolen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten