Handboek: Tuin van Heden
Thema: Bewogen en zoekende mensen vinden elkaar…
les 1: Zal ik me thuis voelen?
les 3: De eerste christenen
les 4: Maarten Luther
les 6: Op bezoek bij de buren (1)
les 7: Op bezoek bij de buren (2)
Wat heb ik geleerd?
Ik besef dat het belangrijk is om met de godsdienstlessen aan te sluiten bij de leefwereld van de kinderen. Zo wordt hun interesse voor het geloof gewekt. Je kan bijvoorbeeld vertrekken van iets wat de kinderen hebben meegemaakt en dan uitleggen hoe gelovige mensen hiermee omgaan of eventueel een toepasselijk verhaal uit de Bijbel er aan koppelen.
Door te vertrekken vanuit het kind wordt het geloof voor de kinderen veel tastbaarder, ze kunnen het beter begrijpen. Je start laagdrempelig door gebruik te maken van de input van de kinderen daarna stap je geleidelijk over naar de moeilijkere geloofstaal.
Het is essentieel dat je werkt aan het welbevinden van de kinderen tijdens de les. Een kind moet zich goed voelen. Pas dan is het vrij om zijn eigen mening en gevoelens te uiten en om dingen te doen die hij of zij in eerste instantie misschien niet zou doen. Kinderen gaan zo hun grenzen verleggen.
Werken aan het welbevinden is echter niet gemakkelijk omdat de leerlingen verschillende karakters hebben. Je moet ieder kind in zijn eigenheid laten. Heel introverte mensen , zet je bijvoorbeeld niet direct alleen voor de klas om iets uit te leggen. De aanpak verschilt bij ieder kind.
Wat is bruikbaar voor je eigen praktijk?
- Als ik een bepaald onderwerp aansnijd, kan ik starten met te vragen wat de kinderen al weten over dat onderwerp.
- De input moet niet altijd van mezelf komen, het is boeiend om te werken met (ervarings-)deskundigen zoals kinderen met een andere levensbeschouwelijke achtergrond, mensen uit de naaste omgeving van de kinderen, deskundigen van buitenuit.
- Bij de start van een nieuw thema start ik best zo concreet mogelijk, zo dicht mogelijk bij de leefwereld van de kinderen. Ik kan vragen stellen zoals: Heb je al eens meegemaakt dat, Ben je al eens in contact gekomen met en hoe was dat? - Bij het bespreken van een onderwerp, is het belangrijk dat ik alle aspecten van dat onderwerp aan bod laat komen. Ik mag bijvoorbeeld niet enkel de verschilpunten opnoemen, ik moet ook de gelijkenissen met andere bespreken. Ik moet een item kaderen in het groter geheel.
Dit draagt er toe bij dat de leerlingen het beter begrijpen.
- Het is belangrijk om de kinderen zelf dingen te laten doen zoals bijvoorbeeld in groepjes iets laten opzoeken of iets laten presenteren. Hierdoor begrijpen ze alles veel sneller en nemen ze het beter op.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten