Leerwens
Ik wil al een tijdje een voederplaats voor vogels in onze tuin. Enerzijds wil ik zo’n plaats hebben om vogels in de winter te kunnen voederen, anderzijds om mijn kinderen kennis te laten maken met de verschillende soorten vogels. Ik herinner me dat ik als kind regelmatig naar de vogels en eekhoorns zat te kijken. Ik vond en vind dat nog altijd fascinerend.
Om mijn technische vaardigheden te verbeteren heb ik besloten om zelf zo’n voederplaats in mekaar te knutselen tijdens de komende herfstvakantie.
Acties
Twee acties heb ik al ondernomen. Ik ben al in verschillende zaken gaan kijken om te zien hoe een voederplaats eruit ziet. Ik heb ook al informatie opgezocht op het internet. Dit is de basis voor de volgende stappen in mijn proces en die stappen zullen zijn: de brainstorming, de bepaling van de vereisten voor mijn voederplaats, het tekenen van het plan, het geschikte materiaal bijeen zoeken, het in elkaar knutselen van de voederplaats en gebruik ervan evalueren.
Voorlopig leerresultaat
Ik heb me al gerealiseerd dat zaken die er op het eerste zicht redelijk simpel uitzien toch niet zo simpel zijn. Bij het maken van die voederplaats zal ik met meer dingen moeten rekening houden dan ik dacht. Maar ik heb er ongelooflijk veel zin in. Je leest en ziet (hopelijk) het resultaat na de herfstvakantie.
Definitief leerresultaat
Ik ben echt trots op mijn vogelvoederplaats. Ik heb ook enorm veel bijgeleerd.
Tijdens het maken van de voederplaats werd ik met problemen geconfronteerd. Om voor deze probemen een oplossing te zoeken, moest ik gebruik maken van mijn technische vaardigheid of van mijn kennis van bepaalde materialen of technieken.
Ik heb de vogelvoederplaats nu al een tijdje uitgeprobeerd. Ik zou er al een aantal dingen aan veranderen. Ik zal de voederplaats verder van het huis moeten afzetten. Ik denk dat de vogels afgeschrikt worden door het feit dat de voederplaats zo dicht bij het huis staat.
Ik ga ook haakjes op de voederplaats zetten. Daar kan ik voedselbollen aan hangen.
Ik heb het hele technische proces doorlopen: van opdracht tot evaluatie.
Ik had een heel aantal leerplandoelen vooropgesteld. Ik vind dat ik de meerderheid ervan ook bereikt of aangeraakt heb.
Leerplandoelen
- 6.1 zien dat courante producten gemaakt zijn uit welbepaalde materialen en/of grondstoffen
- 6.6 inzien dat producten worden gemaakt volgens bepaalde technische principes
- 6.4 inzien dat veel voorwerpen in hun omgeving een aanvulling of verbetering zijn van menselijke functies en maken er functioneel gebruik van
- 6.11 kunnen zeggen aan welke eisen een constructie die ze zelf willen maken moet voldoen
- 6.12 kunnen hun materialenkennis en hun kennis van constructie-, bereidings- en bewegingsprincipes gebruiken bij het ontwerpen van een constructie
- 6.13 kunnen een constructieactiviteit correct uitvoeren
- 6.14 kunnen gebruik maken van hun kennis over en vaardigheid in techniek om een constructie in elkaar te zetten
- 6.15 kritisch kijken naar een zelfgemaakt product
donderdag 28 oktober 2010
WO Domein Natuur
Leerwens
De planten in huis kan je soms moeilijk houden. Staan ze te warm of te koud? Krijgen ze teveel of te weinig water? Ik zou graag weten hoe de hoeveelheid licht en warmte die een plant krijgt de groei van die plant beïnvloedt.
Actie
Ik ga dit proefondervindelijk onderzoeken. Hiervoor maak ik gebruik van witte bonen. Eerst steek ik de bonen in een glazen potje met natte watten. Zo kan ik het ontkiemen van de boon goed opvolgen. Als de bonen ontkiemd zijn, plant ik ze in potjes met grond. Daarna plaats ik de bonen in verschillende omstandigheden.
PROEF 1
Met dit proefje onderzoek ik de invloed van het licht op de groei van de bonenplant.
boon 1: Ik zet boon 1 op een vensterbank in de keuken. Hier krijgt hij licht, maar hij staat niet in direct zonlicht.
boon 2: Ik zet boon 2 in een kast.
boon 3: Boon 3 zet ik onder een lamp.
PROEF 2
Met het tweede proefje onderzoek ik de invloed van de temperatuur op de groei van de bonenplant.
boon 4: Boon 4 laat ik groeien bij kamertemperatuur.
boon 5: Boon 5 zet ik in de koelkast.
boon 6: Boon 6 zet ik op de verwarming.
Ik start mijn proef vandaag 23/10/2010. Tijdens de proef zal ik regelmatig mijn vaststellingen noteren en foto’s trekken.
Voorlopig leerresultaat
Mijn oudste dochter van bijna 4 vraagt regelmatig om eens naar de bonen te mogen kijken. Ze stelt er vragen over. Kinderen zijn gefascineerd door het groeiproces van een plant.
Definitief leerresultaat
Op de foto's zie je duidelijk de resultaten van mijn onderzoek.
Uit proef 1 blijkt dat zon onontbeerlijk is voor een plant. De plant die in de kast heeft gestaan heeft geen bladgroei en is bruinig van kleur. De twee andere hebben veel bladeren en zijn aardig gegroeid. De plant die op de vensterbank heeft gestaan in indirect zonlicht ziet er het beste uit.
De resultaten van proef 2 zijn nog duidelijker. Het groeiproces van plant 5 is gestopt op het moment dat ik de plant in de frigo heb gezet. Plant 6 heeft de proef niet overleefd. Ik heb ze regelmatig water gegegeven, maar de warmte heeft de groei van de plant verstoord. Plant 4, die gewoon in de kamer stond, heeft zich het best ontwikkeld.
Leerplandoelen
- 7.6 inzien dat planten op een eigen manier in leven trachten te blijven
- 7.7 inzien dat planten aangepast zijn aan een leefwijze in een bepaald milieu
- 7.8 ontdekken dat planten zich op een of andere manier voortplanten
- 7.9 ontdekken dat een plant een ontwikkeling doormaakt
WO Domein Natuur
Leerwens
Tijdens het weerbericht vertelt Frank Deboosere over de Nacht van de Duisternis. Hier wil ik graag meer over weten en dus zoek ik het op. 16 oktober, tijdens de Nacht vragen Bond Beter Leefmilieu, vzw Preventie Lichthinder en VVS aan gemeenten om zoveel mogelijk lichten te doven en om een activiteit te organiseren. Met de Nacht willen ze gemeenten ook aanmoedigen om in de toekomst meer structurele maatregelen te nemen om energie te besparen en lichtvervuiling en lichthinder te beperken.
Ik stel mij hierbij toch wel een aantal vragen. Is het zo dat we in België zoveel licht ‘s nachts laten schijnen. En wat is eigenlijk juist lichtvervuiling? Vervuilt het licht dan de omgeving? Wat is lichthinder?
Actie
Ik ben ‘s avonds eens door mijn gemeente gereden om vast te stellen of en welke verlichting er ‘s nachts brandt.
Ik zocht op het internet de betekenis van lichtvervuiling en lichthinder op.
Ik zocht op het internet een kaart waarop je de lichtvervuiling op aarde kan vaststellen.
Leerresultaat
Ik heb geleerd dat er een verschil bestaat tussen lichtvervuiling en lichthinder. Een teveel aan licht in de omgeving heeft meer gevolgen dan ik dacht. Zo worden bijvoorbeeld de dieren gestoord tijdens het uitvoeren van hun nachtelijke activiteiten.
Verder ben ik me bewust geworden van het feit dat er op heel wat plaatsen onnodig verlichting brandt. Op grote vierbaanswegen bijvoorbeeld vind je ontzettend veel verlichting. Als ze daar eens 1 op 2 lampen zouden doven, zou je nog meer dan genoeg zien. De recent getroffen maatregel om op autosnelwegen de lichten zoveel mogelijk te doven is een eerste stap in de goede richting.
Op de wereldkaart zie je duidelijk dat bepaalde gebieden, de geïndustrialiseerde, dichtbebouwde gebieden op de wereld veel sterker verlicht zijn dan anderen. In Afrika vind je grote gebieden waar (bijna) geen licht(vervuiling) te zien is. Het lijkt me fascinerend om dit alles eens echt vanuit de ruimte te observeren.
Ik heb geleerd dat je bewuster gaat leven door dagdagelijkse realiteiten in vraag te stellen. Vaak ben je niet bewust van de gevolgen van je manier van leven voor andere organismen op aarde of voor de aarde zelf. Als je bewust bent van de gevolgen ga je in de toekomst je levensstijl
(ookal is het maar in beperkte mate) aanpassen. In geval van lichtvervuiling is het natuurlijk niet evident om daar zelf iets tegen te doen omdat het hier vooral gaat over straatverlichting en dergelijke. Ik probeer nu wel zuiniger om te springen met het gebruik van licht in huis.
Leerplandoelen
- 7.18 op eigen niveau zorgzaam omgaan met hun milieu
- 7.10 ontdekken en inzien dat veel mensen de aanwezigheid van planten en dieren in hun omgeving beïnvloeden
- 7.13 een bewuste keuze maken voor het behoud van leven in hun de directe omgeving
maandag 17 mei 2010
WO Machines op de boerderij
Tractor
Een tractor is een voertuig dat speciaal is ontwikkeld voor gebruik in de landbouw: hij kan werktuigen e.a. trekken, duwen of slepen.
Over het algemeen zijn de achterwielen groter dan de voorwielen. Hierdoor kan een trekker zich beter voortbewegen over het veld. Achter de tractor kunnen allerlei landbouwwerktuigen worden gekoppeld waarmee geploegd, gezaaid, bemest en geoogst kan worden, zoals een eg, een ploeg,…
Maaidorser
Een maaidorser, maaidorsmachine, pikdorser wordt gebruikt voor het oogsten van graangewassen, koolzaad en graszaad.
De machine is een combinatie van de zwadmaaier en de dorsmachine.
De machine is uitgerust met een maaibalk, maaibord, haspel, vijzel, dorstrommel en zeven. Hierdoor wordt in één werkgang het gewas gemaaid, gedorst en het zaad geschoond. Het gewas wordt een stukje boven de grond afgemaaid, waardoor er een klein stompje van de stengel (de stoppel) achterblijft. Het gewas valt na het maaien op het maaibord en wordt door een ronddraaiende haspel en een opvoerband of vijzel de dorstrommel ingevoerd. De gewasstroom wordt tussen de dorstrommel en de mantel gevoerd waar door wrijving het zaad (korrel) van het stro wordt gescheiden. Vervolgens komt het stro op de schudders en de met het stro nog meegevoerde korrels vallen door gaten naar beneden op de bovenste zeef. Onder deze zeef zit er nog een. De bovenste zeef heeft grotere gaten dan de onderste zeef. Door een ventilator wordt er een luchtstroom door de zeven gestuwd, hierdoor vallen alleen de zwaardere delen (het zaad) door de zeven. Uit het schoningsproces komen drie productstromen. Alles wat op de bovenste zeef blijft liggen, bestaat uit kaf en lege aren. Dit valt op de grond. Alles wat op de onderste zeef blijft liggen, bestaat uit (half)ongedorste aren en korrels die nog aan het kaf vastzitten. Dit wordt opnieuw naar de dorstrommel getransporteerd en nog een keer gedorst. Alles wat door de onderste zeef heen valt, bestaat uit schoon zaad dat naar de graantank wordt getransporteerd. Als deze vol is wordt deze gelost door een systeem van vijzels. Moderne maaidorsers kunnen tot ongeveer 8 ton graan opslaan in de tank. Het stro kan in een zwad achter de maaidorser op de grond worden gedeponeerd.
bron: www.wikipedia.org
WO Geitenkaas,….mèèèèèèè!
Geitenkaas wordt gemaakt van geitenmelk. De belangrijkste andere bestanddelen van kaas zijn: vet, eiwit en melkzouten. Leuk om te weten is dat men geitenkaas maakt van de melk omdat de melk niet lang houdbaar is. Door er kaas van te maken kan men de belangrijke bestanddelen langer behouden.
Na de bereiding zal de kaas tijdens het rijpen geleidelijk veranderingen ondergaan, waardoor het de gewenste eigenschappen zal krijgen.
Geitenkaas is witter van kleur dan kaas gemaakt van koeienmelk. Dit komt doordat geiten alle caroteen (bevat oranje kleurstof) uit het voer in hun spijsverteringskanaal omzetten in vitamine A. De vetzuurmoleculen in geitenmelk zijn kleiner dan in koeienmelk, waardoor geitenkaas lichter verteerbaar is.
Geitenmelk wordt verwerkt tot halfharde kaassoorten en verse kaassoorten. Kleine halfharde geitenkaasjes van ongeveer 500 gram kunnen al na 10 tot 14 dagen worden gegeten. De kaas smaakt dan als jonge kaas. Het verouderingsproces gaat bij geitenkaas veel sneller dan bij kaas van koeienmelk. Na vier weken smaakt geitenkaas al naar oude kaas. Bij grotere kazen verloopt het rijpingsproces langzamer.
Er wordt ook verse en halfharde geitenkaas gemaakt waaraan verschillende soorten kruiden zijn toegevoegd, zoals selderij, bieslook, knoflook of brandnetel.
bron: www.wikipedia.org
WO Wat is dat aroma…. paardenmest?
Organische mest is samengesteld uit uitwerpselen, urine en stro. De volgende belangrijkste soorten organische mest kunnen onderscheiden worden: paardenmest, rundermest, varkensmest, kippenmest. Deze mest moet een hele tijd rusten. Tijdens deze periode ondergaat deze mest een aantal organische afbraakprocessen. Daarna is de mest geschikt om te bemesten. De mest wordt op de akkers gestrooid om de bodem vruchtbaar te maken. De mest wordt veelal met een mestverspreider achter een tractor over het gras- of bouwland verspreid.
Paardenmest
Paardenmest is tegenwoordig de belangrijkste soort stalmest. De paardenmest wordt gebruikt voor de champignonteelt. Vroeger werd paardenmest ook gebruikt voor het opwarmen van broeibakken voor de teelt van komkommers. Paardenstalmest gaat namelijk zeer gemakkelijk broeien door de aanwezige ammoniak en bacteriën.
bron: www.wikipedia.org
Paardenmest
Paardenmest is tegenwoordig de belangrijkste soort stalmest. De paardenmest wordt gebruikt voor de champignonteelt. Vroeger werd paardenmest ook gebruikt voor het opwarmen van broeibakken voor de teelt van komkommers. Paardenstalmest gaat namelijk zeer gemakkelijk broeien door de aanwezige ammoniak en bacteriën.
bron: www.wikipedia.org
WO Hooi, graan of stro…?
Hooi
Hooi bestaat hoofdzakelijk uit gedroogd gras, maar er zitten ook andere planten in die tussen het gras groeien. Hooi wordt gebruikt als voedsel voor dieren tijdens de winter of in droge perioden als er weinig grasgroei is. Hooi wordt gemaakt door een weide te maaien en het gemaaide gras enige tijd te laten liggen om het te laten drogen in de zon. Wel moet het gras enkele malen geschud worden om het goed droog te krijgen.
Stro
Stro bestaat uit de droge bloeistengels van graanplanten (tarwe, gerst, haver, rogge). Bij het maaidorsen van graan blijven de plantenstengels met de uitgedorste aren achter op het land. Deze worden tot grote ronde balen opgerold of tot rechthoekige strobalen samengeperst. Stro wordt gebruikt in de stallen van paarden, runderen, schapen… Stro kent ook vele andere toepassingen zoals bij het maken van compost, als verpakkingsmateriaal voor breekbare goederen, voor het vlechten van figuren, als bouwmateriaal,… Stro vermengd met uitwerpselen van dieren noemt men (stal)mest.
Graan
Graan is een verzamelnaam voor eenzaadlobbige cultuurgewassen die samen wereldwijd de belangrijkste voedingsbron voor de mens vormen.
De groep bevat onder andere:
gerst
gierst
haver
maïs
tarwe
rogge
bronnen: www.wikipedia.org, www.moleculeneducatief.nl
WO Introduceer de boerderij
Ik heb voor mijn stageperiode in mei in het eerste leerjaar het thema boerderij uitgewerkt. Als introductie van het thema heb ik ervoor gekozen om de kinderen via hun zintuigen in aanraking te brengen met een aantal elementen van de boerderij. Op basis hiervan konden de kinderen het thema dan raden. Hieronder beschrijf ik in het kort een aantal opmerkelijke elementen uit mijn introductie.
Ik heb de kinderen laten tasten in een zak met hooi. Ik heb hen gevraagd om te benoemen wat ze voelden. Ze gaven verschillende antwoorden: hooi, stro en graan. Ik heb hierop ingespeeld door ze te laten beschrijven wat ze voelden. Het beschrijven was voor de kinderen niet zo gemakkelijk. Ik heb ze dan ook een beetje gestuurd: zijn het dunne sprieten of dikkere, voel je er kleine bolletjes aan of zijn ze vlak? Ik heb hen daarna het verschil tussen hooi, stro en graan uitgelegd.
De kinderen hebben ook mogen ruiken aan een verduisterde doos met paardenmest. De kinderen benoemden het bijna allemaal als grond. Eigenlijk is dit niet zo raar. Ik stond er zelf verwonderd van dat die paardenmest eigenlijk niet zo erg stinkt. Toen ik vroeg aan de kinderen of het lekker rook, geraakten ze stilletjes aan op het juiste spoor.
Ik heb achteraf nog eens aan een paardenliefhebber gevraagd hoe dat kan dat de mest niet zo erg stinkt. Ze vertelde me dat de hopen mest waar urine in terecht is gekomen erger stinken dan de paardenmest op zichzelf.
Het geblinddoekt proeven verliep heel vlot. De kinderen herkenden onmiddellijk een ei. Bij het proeven van de geitenkaas, konden de kinderen onmiddellijk de smaak van kaas herkennen. Ze vertelden ook dat die kaas eigenlijk niet zo lekker was (geitenkaas smaakt een beetje bitter). Een kind uit de klas herkende de kaas toen hij hem zag en riep: ‘Dat is geitenkaas.’
De geluiden van boerderijdieren herkennen was natuurlijk een makkie voor de kinderen.
Op voorhand heb ik lang nagedacht over welke machines ik de kinderen zou laten zien. Een tractor vond ik in eerste instantie te gemakkelijk. Ik heb ze eerst een maaidorser laten zien. Weinig kinderen wisten wat het was. Toch wist één leerling in de klas wat het was. Hij kon zelfs uitleggen waarvoor het gebruikt wordt. Dat is mooi. Zo leren de kinderen bij. Daarna heb ik toch een tractor laten zien. Ik zei tegen de kinderen: ‘Ik weet wel dat iedereen weet wat dit is, maar kan iemand mij ook vertellen waarvoor het gebruikt wordt?’ De leerlingen moesten even nadenken maar konden toch in eigen woorden de functie van een tractor omschrijven.
In eerste instantie lijkt het maken van zo’n introductie eenvoudig. Maar niets is minder waar. Als je bezig bent met de voorbereiding, besef je dat je wel goed moet weten wat je de kinderen voorschotelt. Je moet zelf goed weten wat het is, waar het vandaan komt en waarvoor het gebruikt wordt. Soms stel je vast dat je het antwoord zelf niet weet of dat je niet op een kwalitatieve manier kan uitleggen hoe de vork aan de steel zit. Je moet ook voorbereid zijn op vragen van de kinderen. Zij stellen zich vragen bij dingen waarbij jij je geen vragen (meer) zou stellen. Dus bij het maken van mijn introductie heb ik opzoekingswerk moeten verrichten. Het resultaat van mijn opzoekingswerk vind je in aparte stukjes op deze blog.
Ik vond de introductie geslaagd. Ik denk dat ik een goed evenwicht gevonden heb tussen het aansluiten bij de voorkennis en het kennismaken met nieuwe dingen.
De kinderen waren ook erg betrokken.
Ik heb de kinderen laten tasten in een zak met hooi. Ik heb hen gevraagd om te benoemen wat ze voelden. Ze gaven verschillende antwoorden: hooi, stro en graan. Ik heb hierop ingespeeld door ze te laten beschrijven wat ze voelden. Het beschrijven was voor de kinderen niet zo gemakkelijk. Ik heb ze dan ook een beetje gestuurd: zijn het dunne sprieten of dikkere, voel je er kleine bolletjes aan of zijn ze vlak? Ik heb hen daarna het verschil tussen hooi, stro en graan uitgelegd.
De kinderen hebben ook mogen ruiken aan een verduisterde doos met paardenmest. De kinderen benoemden het bijna allemaal als grond. Eigenlijk is dit niet zo raar. Ik stond er zelf verwonderd van dat die paardenmest eigenlijk niet zo erg stinkt. Toen ik vroeg aan de kinderen of het lekker rook, geraakten ze stilletjes aan op het juiste spoor.
Ik heb achteraf nog eens aan een paardenliefhebber gevraagd hoe dat kan dat de mest niet zo erg stinkt. Ze vertelde me dat de hopen mest waar urine in terecht is gekomen erger stinken dan de paardenmest op zichzelf.
Het geblinddoekt proeven verliep heel vlot. De kinderen herkenden onmiddellijk een ei. Bij het proeven van de geitenkaas, konden de kinderen onmiddellijk de smaak van kaas herkennen. Ze vertelden ook dat die kaas eigenlijk niet zo lekker was (geitenkaas smaakt een beetje bitter). Een kind uit de klas herkende de kaas toen hij hem zag en riep: ‘Dat is geitenkaas.’
De geluiden van boerderijdieren herkennen was natuurlijk een makkie voor de kinderen.
Op voorhand heb ik lang nagedacht over welke machines ik de kinderen zou laten zien. Een tractor vond ik in eerste instantie te gemakkelijk. Ik heb ze eerst een maaidorser laten zien. Weinig kinderen wisten wat het was. Toch wist één leerling in de klas wat het was. Hij kon zelfs uitleggen waarvoor het gebruikt wordt. Dat is mooi. Zo leren de kinderen bij. Daarna heb ik toch een tractor laten zien. Ik zei tegen de kinderen: ‘Ik weet wel dat iedereen weet wat dit is, maar kan iemand mij ook vertellen waarvoor het gebruikt wordt?’ De leerlingen moesten even nadenken maar konden toch in eigen woorden de functie van een tractor omschrijven.
In eerste instantie lijkt het maken van zo’n introductie eenvoudig. Maar niets is minder waar. Als je bezig bent met de voorbereiding, besef je dat je wel goed moet weten wat je de kinderen voorschotelt. Je moet zelf goed weten wat het is, waar het vandaan komt en waarvoor het gebruikt wordt. Soms stel je vast dat je het antwoord zelf niet weet of dat je niet op een kwalitatieve manier kan uitleggen hoe de vork aan de steel zit. Je moet ook voorbereid zijn op vragen van de kinderen. Zij stellen zich vragen bij dingen waarbij jij je geen vragen (meer) zou stellen. Dus bij het maken van mijn introductie heb ik opzoekingswerk moeten verrichten. Het resultaat van mijn opzoekingswerk vind je in aparte stukjes op deze blog.
Ik vond de introductie geslaagd. Ik denk dat ik een goed evenwicht gevonden heb tussen het aansluiten bij de voorkennis en het kennismaken met nieuwe dingen.
De kinderen waren ook erg betrokken.
Abonneren op:
Posts (Atom)